PhD Thesis

Variabele ergativiteit in de Indo-Arische talen van het Zuid-Aziatische subcontinent. Een typolo­gische studie van de ergatiefstructuur in Hindi-Urdu, Bengali, Assamees, Nepali, Marathi, Mar­wari, Sindhi, Punjabi en Gujarati. (voorlopige titel) 

Sinds de ‘ontdekking’ van het Sanskrit als behorende tot de Indo-Europese taalfamilie is er heel wat onderzoek gebeurd naar de Indo-Arische talen. Wat het fenomeen ergativiteit betreft vormen deze talen een interessante case-studie. De meeste hedendaagse Indo-Arische talen worden ergatief genoemd omdat ze een aantal kenmerken vertonen die afwijken van het ‘normale’ accusatief/nominatief-patroon (waarbij het subject de pivot vormt). Men noemt deze talen gespleten ergatief (zij beschikken zowel over ergatief/absolutief-patronen als nominatief/accusatief-patronen) (Comrie 1978; 1989, Dixon 1979; 1994). In dit onderzoek wordt er een vergelijking gemaakt over de variabele distributie van ergatieve kenmerken in de Indo-Arische talen (Klaiman 1987). Op basis van deze cross-linguistische studie worden er verder conclusies getrokken in verband met de aard van het begrip ‘ergativiteit’ en ‘subject’. De waarde van een notie als ‘ergativiteit’, meer specifiek in de Indo-Arische talen, wordt in vraag gesteld. Verder poogt deze synchrone studie een vertrekpunt te zijn om tot een beter begrip te komen over de diachrone evoluties die in de talen van het Zuid-Aziatische subcontinent kunnen worden vastgesteld.